Methodologie scriptie

Wat moet er precies in dit hoofdstuk staan?

Voor je scriptie-onderzoek bestaan verschillende soorten onderzoeksmethoden. Welke methode je ook gebruikt, het is altijd belangrijk om de gebruikte methodologie in je scriptie te beschrijven. Dat doe je in het methodehoofdstuk, na het theoretisch kader. Hoe is het hoofdstuk methodologie in je scriptie precies opgebouwd? Welke onderdelen moet je in dit hoofdstuk opnemen? Wij zetten het voor je op een rij.

Wat houdt de methodologie in je scriptie in?

In het hoofdstuk methodologie in je scriptie beschrijf je hoe je het onderzoek hebt uitgevoerd. Je beschrijft hierin onder andere de gebruikte onderzoeksmethode (bijvoorbeeld interviews, enquêtes of een literatuurstudie). Daarnaast ga je in detail in op de gevolgde procedure. Zo neem je hier een beschrijving op van je onderzoekspopulatie en de eventuele steekproef en beschrijf je ook hoe je de betrouwbaarheid en validiteit hebt gewaarborgd.

Het doel van het methodehoofdstuk is dat iemand anders je onderzoek op exact dezelfde manier kan uitvoeren. Dankzij de methodologie weet de lezer hoe je tot jouw onderzoeksresultaten en tot dit antwoord op de onderzoeksvraag bent gekomen. Als je onderzoek betrouwbaar is, zou een andere onderzoeker met de gebruikte methodebeschrijving tot dezelfde resultaten moeten komen als jij.

Waar staat de methodologie in je scriptie?

Het hoofdstuk over de methodologie staat bijna altijd na het theoretisch kader en vóór het resultatenhoofdstuk. In ons artikel over de scriptiestructuur vind je meer uitleg over de gebruikelijke opbouw van een scriptie.

Wat beschrijf je in de methodologie?

In het hoofdstuk methodologie in je scriptie ga je in elk geval in op het volgende:

  • het type onderzoek (kwalitatief of kwantitatief);

  • de gebruikte manier van dataverzameling (bijvoorbeeld interviews of enquêtes);

  • een beschrijving van de populatie en de eventuele steekproef;

  • de onderzoeksprocedure;

  • de manier van data-analyse (bijvoorbeeld een statistische analyse of tekstuele analyse);

  • de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek.

Vaak kun je voor het methodehoofdstuk veel informatie overnemen uit je onderzoeksplan of onderzoeksopzet.

We zullen elk van deze onderdelen van het methodehoofdstuk hieronder bespreken. 

1. Het type onderzoek

Het eerste onderdeel van het methodehoofdstuk is een beschrijving van het type onderzoek. Daarbij geef je aan of je kwalitatief onderzoek (met resultaten die in woorden zijn uit te drukken) of kwantitatief onderzoek (onderzoek met cijfermatige resultaten) hebt gedaan. 

Soms is er sprake van mixed-methods onderzoek. Je resultaten zijn dan een combinatie van cijfermatige informatie en informatie uitgedrukt in woorden. Een voorbeeld hiervan is dat je eerst enquêtes afneemt met gesloten vragen (= kwantitatieve data) en vervolgens diepte-interviews houdt (= kwalitatieve data) om meer te weten te komen over het onderzoeksonderwerp.

2. De manier van dataverzameling

Verder beschrijf je de gebruikte methode voor dataverzameling. Je kunt data verzamelen met deskresearch, fieldresearch of een combinatie van beide. Binnen beide typen onderzoek bestaan allerlei manieren van dataverzameling. Je kunt bijvoorbeeld enquêtes afnemen, een experiment uitvoeren, etnografisch onderzoek doen of interviews afnemen. Ook een combinatie van meerdere dataverzamelingsmethoden is mogelijk.

3. Beschrijving van de onderzoekspopulatie en steekproef

Je verzamelt de data altijd bij een bepaalde populatie. Soms onderzoek je de gehele populatie, soms een deel van de populatie. In het laatste geval spreek je van een steekproef. In de methodologie van je scriptie beschrijf je hoe de populatie en/of steekproef eruitziet. 

Daarbij is het vooral belangrijk om de inclusie- en exclusiecriteria te benoemen. Daarmee baken je de populatie en steekproef af. Geef hierbij ook aan welke data je hebt uitgesloten, bijvoorbeeld de niet volledig ingevulde enquêtes. Verder beschrijf je onder andere de grootte van de steekproef, de manier van steekproeftrekking (bijvoorbeeld select of aselect) en diverse algemene gegevens, zoals de gemiddelde leeftijd van mensen uit de steekproef.

Let op: heb je een literatuurstudie gedaan? Dan beschrijf je geen onderzoekspopulatie, maar beschrijf je welke literatuur je wel en niet hebt meegenomen in het onderzoek. 

4. De onderzoeksprocedure

Beschrijf verder de gebruikte onderzoeksopzet. Ga hierbij bijvoorbeeld in op het volgende:

  • Welke stappen heb je doorlopen tijdens het verzamelen van de data?

  • Kon je voldoende deelnemers voor je enquête of interview vinden? 

  • Hoe heb je deze deelnemers gevonden?

  • Wanneer was er sprake van verzadiging? Oftewel: wanneer was je steekproef groot genoeg?


Verder ga je in dit onderdeel soms in op mogelijke negatieve invloeden tijdens de dataverzameling, bijvoorbeeld als er tijdens het experiment iets onverwachts gebeurde. Niet elke begeleider vindt het nodig om dit in de methodologie te bespreken; soms hoef je hier pas in het discussiehoofdstuk op in te gaan. Check bij je begeleider welke richtlijnen jij hiervoor moet aanhouden.

5. De methode van data-analyse

Er bestaan allerlei methoden van data-analyse. In de methodologie in je scriptie bespreek je welke methode jij hebt gebruikt. Er bestaan zowel kwalitatieve als kwantitatieve analysemethoden. 

Kwantitatieve analysemethoden zijn vaak gebaseerd op statistiek. Het gaat dan bijvoorbeeld om een one-way of two-way ANOVA-toets of om een regressieanalyse. Kwalitatieve data-analyses zijn bijvoorbeeld tekstuele analyses, discoursanalyse, inhoudsanalyse of een analyse op basis van een model dat je in het theoretisch kader hebt besproken.

Bespreek ook hoe je deze data-analyse hebt uitgevoerd. Zo kun je voor het coderen van teksten of transcripten het programma MAXQDA gebruiken. Kwantitatieve data verwerk je vaak in SPSS of Excel.

 

6. Betrouwbaarheid en validiteit

Verder bespreek je in de methodologie wat je hebt gedaan om de validiteit en betrouwbaarheid van je onderzoek te vergroten. Dit bespreek je soms in een aparte paragraaf in het methodehoofdstuk; soms neem je het mee bij het bespreken van je onderzoeksprocedure. Bespreek met je begeleider welke richtlijnen jij hiervoor moet volgen.

Overigens ga je in de discussie ook nog vaak kort in op de validiteit en betrouwbaarheid van je analyse.

Hoe lang is de methodologie in je scriptie?

Het methodehoofdstuk in je scriptie is vaak zo’n 800-2000 woorden, uitgaande van een scriptie van 15.000 tot 20.000 woorden. Overigens verschilt de lengte per type onderzoek. Bij een experiment is de methodologie mogelijk uitgebreider dan bij literatuuronderzoek, omdat je dan meer stappen doorloopt voor het uitvoeren van het onderzoek.

Ga na of je begeleider richtlijnen heeft gegeven voor de lengte van het methodehoofdstuk. 

Voorbeeld methodologie scriptie

Ben je benieuwd hoe de methodologie van een scriptie er zoal uit kan zien? Bekijk dan onze scriptie-voorbeelden. Ook vind je hieronder een voorbeeld van een methodologiehoofdstuk:

Welke werkwoordstijd gebruik je voor de methodologie?

Het methodehoofdstuk schrijf je meestal vooral in de voltooid tegenwoordige tijd (‘er is onderzoek gedaan naar…’) en deels in de onvoltooid verleden tijd (‘er waren 106 respondenten’). 

Dat ziet er bijvoorbeeld zo uit:

  • Voltooid tegenwoordige tijd: ‘Het onderzoek is afgenomen in een laboratorium.’

  • Onvoltooid verleden tijd: ‘In totaal namen 167 respondenten deel aan het onderzoek.’

Voor de beschrijving van de betrouwbaarheid en validiteit gebruik je de onvoltooid tegenwoordige tijd. Dat ziet er bijvoorbeeld zo uit: ‘Het onderzoek is betrouwbaar omdat…’. 

Hulp bij het schrijven van jouw methodehoofdstuk?

Heb jij de methodologie voor je scriptie geschreven, maar twijfel je of alles erin staat en of je tekst correct is? Geen probleem! Onze editors kijken je scriptie graag voor je na. We kunnen je tekst controleren op taal, maar eventueel ook op structuur. Zo weet je zeker dat jouw tekst foutloos is én dat alles in het methodehoofdstuk staat wat erin moet staan.