Voetnoten Leidraad voor Juridische Auteurs

Uitleg & voorbeelden

Als je een juridische opleiding volgt, gebruik je de Leidraad voor Juridische Auteurs voor bronvermeldingen. Bij deze stijl van bronvermelding verwijs je met een superscript in de tekst naar de gebruikte bronnen. Daarbij vermeld je in de voetnoot de bron in een verkorte verwijzing. Daarnaast neem je alle bronnen, inclusief een uitgebreide verwijzing, op in de literatuurlijst. Hoe je dat precies aanpakt? Lees hieronder hoe de voetnoten bij de Leidraad voor Juridische Auteurs er precies uitzien.

Uitleg voetnoten Leidraad voor Juridische Auteurs

De bronvermelding bestaat bij de Leidraad voor Juridische Auteurs uit twee onderdelen:

  1. verwijzingen in de lopende tekst met een superscript (1) en een verkorte bronvermelding in de voetnoot;
  2. een literatuurlijst met de complete bronvermeldingen.

De verwijzing in de lopende tekst zet je niet, zoals bij de APA-stijl, direct achter de informatie die uit die bron komt. In plaats daarvan zet je in de lopende tekst een nootnummer (1 of een daaropvolgend getal), waarmee je verwijst naar een voetnoot onderaan de pagina.

Dit nootnummer zet je direct na het laatste leesteken na het zinsdeel dat aan de bron is ontleend. Meestal zal dit na de punt zijn waarmee de zin eindigt. Als de voetnoot maar over een paar woorden of zelfs een enkel woord gaat, plaats je de voetnoot direct na dat woord of - als er een komma achter staat - na de komma die volgt op dat woord.

Je gebruikt voetnoten als verwijzingsmethode voor elke bron waarnaar je in de tekst verwijst. Dat geldt dus voor de literatuur die je gebruikt, maar ook voor wetten en regelingen, parlementaire stukken of jurisprudentie. Alleen voor algemeen bekende informatie of regels hoef je geen bron op te nemen.

De opmaak van voetnoten bij de Leidraad voor Juridische Auteurs

De opmaak van de voetnoten is voor elk type bron anders. Over het algemeen moet je voor de opmaak van voetnoten op het volgende letten:

  • Houd de voetnoot zo kort mogelijk.
  • Verwijs waar mogelijk naar een specifiek onderdeel van de bron (bijvoorbeeld door paginanummers op te nemen).
  • Noem altijd de naam van de auteur in de voetnoot, ook als je de auteur al in de lopende tekst hebt vermeld.
  • Gebruik voor paginanummers de afkorting ‘p.’ (dus niet ‘pp.’).
  • Begin de verwijzing met een hoofdletter en eindig met een punt.

Lees meer over de verwijzing in voetnoten en in de literatuurlijst bij de verschillende typen bronnen op onze site. We hebben aparte artikelen over hoe de verwijzingen eruitzien voor boeken, tijdschriftartikelen, online publicaties, wetten en regelingen, parlementaire stukken en jurisprudentie.

Voorbeeld voetnoten Leidraad voor Juridische Auteurs

Zo’n voetnoot ziet er bij de Leidraad voor Juridische Auteurs bijvoorbeeld als volgt uit:

Lopende tekst:

Steeds meer jongeren hebben last van sociale vergelijking door social media: zij ervaren hun leven als minder perfect dan dat van mensen die ze op social media voorbij zien komen.3

Voetnoot:

3. De Vries 2019, p. 56.

Waar gebruik je voetnoten nog meer voor?

Naast de bronvermeldingen, kun je voetnoten ook gebruiken als je extra informatie wilt geven die niet passend is in de lopende tekst. Je geeft dan bijvoorbeeld een onderbouwing bij een gemaakte keuze in de voetnoot of verwijst hier naar extra informatie over een bepaald onderwerp.

Kun je bronvermeldingen herhalen?

Het is bij de Leidraad voor Juridische Auteurs niet de bedoeling dat je hetzelfde nootnummer vaker herhaalt als je nogmaals naar een bron verwijst. Maak steeds een nieuwe voetnoot met diezelfde bronvermelding en verwijs daar met een nieuw nootnummer naar. De verkorte bronvermelding neem je dan dus opnieuw op in een voetnoot onderaan die pagina. In de literatuurlijst vermeld je elke bron wel maar één keer.

Meestal nummer je door, wat betekent dat het aantal nootnummers aardig kan oplopen. Sommige opleidingen hanteren als richtlijn dat je bij ieder hoofdstuk opnieuw begint met voetnoten nummeren. Controleer van tevoren welke richtlijnen gelden voor jouw opleiding.

Hoe zit het bij meerdere bronnen voor één stuk tekst?

Het komt weleens voor dat je één stukje informatie wilt onderbouwen met meerdere bronnen. In dat geval neem je één voetnoot op om naar de verschillende aangehaalde bronnen te verwijzen. Je vermeldt dan elk van die bronnen in dezelfde voetnoot. Daarbij benoem je de belangrijkste bronnen vooraan in de voetnoot. De vermelding in de voetnoot ziet er bijvoorbeeld zo uit:

4. Leusden 2022, p. 89. Miltens 2019. Bastiaansen & De Vries 2019, p. 23.

Uitzonderingen op de richtlijnen

Er gelden een paar uitzonderingen voor deze richtlijnen voor voetnootverwijzingen. Die uitzonderingen zijn:

  • Als de naam van de auteur ontbreekt, start de voetnoot met de titel (schuingedrukt). Daarna vermeld je het jaartal en eventueel het paginanummer. Dit ziet er bijvoorbeeld zo uit:
    • 1. Ontwikkeling regelgeving kinderdagverblijven 2022, p. 13.
  • Als je meerdere auteurs met dezelfde achternaam aanhaalt, zet je de initialen voor de achternaam. Een voorbeeld van een voetnoot met meerdere auteurs is als volgt:
    • M.T. Janssen 2018, p. 19. L.K.M. Janssen 2018.

Jouw bronnen laten checken?

Wil je zeker weten dat jouw bronvermeldingen in de voetnoten en in de literatuurlijst kloppen? Laat dan onze ervaren editors jouw bronnen checken. Zij hebben veel ervaring met bronvermeldingen volgens de Leidraad voor Juridische Auteurs en zorgen ervoor dat jouw bronverwijzingen volledig kloppen.