Een getrapte steekproef is één van de manieren waarop je een steekproef kunt trekken. Het wordt ook wel “multistage sampling” genoemd, omdat je in meerdere fases een steekproef trekt uit een populatie. Je kunt dit op verschillende manieren aanpakken. We leggen je uit hoe het precies werkt en hoe je deze steekproefmethode goed toepast.
Wat is een getrapte steekproef?
Bij een getrapte steekproef combineer je verschillende steekproefmethoden om tot de uiteindelijke steekproef te komen. De steekproefmethodes die je gebruikt, kunnen aselecte of selecte steekproefmethodes zijn.
Een getrapte steekproef wordt in het Engels multistage sampling genoemd omdat de steekproeftrekking in meerdere fases gebeurt. Je trekt eerst één grote steekproef via een bepaalde methode, trekt daarna opnieuw een steekproef uit die steekproef, en daarna eventueel nog één of meerdere steekproeven. Zo krijg je een steeds kleinere groep. Dat maakt dit type steekproef in het bijzonder geschikt voor grote populaties.
Dit werkt anders dan bij een enkelvoudige aselecte steekproef. Daarbij is er maar één fase en trek je in één keer willekeurig uit een lijst van alle populatieleden de mensen of objecten die tot de steekproef behoren.
Een getrapte steekproef is vooral handig als je data wilt verzamelen bij een grote populatie die zich op allerlei plekken bevindt. Je hebt dan vaak geen lijst met alle leden van de populatie. Voor een getrapte steekproef is zo’n lijst niet nodig om een steekproef te trekken.
Hoe ziet een getrapte steekproef er in de praktijk uit?
Je verdeelt voor een getrapte steekproef de populatie in groepen en trekt daaruit willekeurig een paar groepen. Bij elke stap maak je, met een nieuwe steekproeftrekking, de groep iets kleiner.
Stel: jij wilt onderzoek doen onder alle vrouwen in Nederland die in de afgelopen 12 maanden moeder zijn geworden. Je bent benieuwd hoe zij de kraamweek hebben ervaren. Deze populatie is te groot om iedereen te kunnen ondervragen, dus moet je een steekproef trekken.
Bij een getrapte steekproef trek je bijvoorbeeld eerst een aselecte steekproef om te bepalen in welke vijf provincies je moeders gaat ondervragen. Daarna trek je opnieuw een steekproef om per provincie vijf gemeenten te selecteren waarin je moeders ondervraagt. Ten slotte trek je uit alle overgebleven vrouwen nog eens een steekproef via random sampling. Zo houd je een steekproef over van 300 vrouwen. Je laat deze 300 vrouwen een enquête invullen.
Welke opties zijn er?
Voor elke fase kies je een passende steekproefmethode. Je kiest dus zelf voor een selecte steekproef (waarbij de steekproef niet willekeurig is gekozen) of een aselecte steekproefmethode. Houd er rekening mee dat de validiteit bij een aselecte steekproefmethode hoger is. Je kunt de resultaten dan beter generaliseren naar de hele populatie.
Als je een aselecte steekproef gebruikt, kun je per fase kiezen welke steekproefmethode het beste past. De opties zijn als volgt:
-
Enkelvoudige aselecte steekproef: je maakt een lijst van alle leden van de populatie en trekt op een willekeurige manier (bijvoorbeeld via Random.org) leden uit die lijst om tot de steekproef te behoren.
-
Systematische steekproef: je maakt een lijst van de gehele populatie en trekt via een vast interval mensen uit die populatie voor je steekproef (bijvoorbeeld elk vijfde of tiende lid).
-
Gestratificeerde steekproef: je plaatst elk lid van de populatie in één stratum (bijvoorbeeld op basis van gender of opleidingsniveau) en selecteert willekeurig een bepaald aantal leden uit ieder stratum voor de steekproef.
-
Geclusterde steekproef: je verdeelt de steekproef in clusters (zoals woonplaatsen binnen een provincie) en selecteert één of meerdere clusters, waarna je elk lid van dat cluster laat meedoen aan je onderzoek.
Hoe voer je de getrapte steekproef uit?
Bij een getrapte versie ga je als volgt te werk:
-
Bepaal de populatie waarbij je onderzoek gaat doen.
-
Verdeel de populatie in clusters en selecteer een paar clusters. Dat doe je via een geclusterde steekproef.
-
Deel de gekozen clusters op in kleinere clusters. Selecteer daaruit opnieuw clusters (via een aselecte of selecte steekproefmethode).
-
Doe dat eventueel nog eens en nog eens, totdat je steekproef de juiste grootte heeft.
-
Selecteer uiteindelijk een paar leden uit elk cluster voor de steekproef.
-
Verzamel data bij die steekproefeenheden, bijvoorbeeld via enquêtes of interviews.
Je werkt altijd van clusters op een hoger niveau (zoals provincies) naar clusters met steeds lagere niveaus (zoals plaatsen). De eerste clusters die je kiest zijn de primary sampling units. De kleinere clusters die je daarna trekt, heten secondary sampling units. Als je daarna nog meer clusters trekt in volgende fases, dan noem je de volgende steekproefeenheden de ultimate sampling units.
Gestratificeerde getrapte steekproef
Een vorm van een getrapte steekproef die je vaak tegenkomt bij grootschalig opgezette enquêtes, is de gestratificeerde getrapte steekproef. Hierbij combineer je een clustersteekproef met een gestratificeerde steekproef. De gestratificeerde steekproef zorgt ervoor dat de gekozen onderzoeksunits uit de clusters representatief zijn voor de hele populatie.
Wat zijn de voor- en nadelen van deze steekproefmethode?
Belangrijke voordelen van een getrapte steekproef zijn als volgt:
-
Je hebt geen lijst van alle populatieleden nodig om een steekproef te kunnen trekken.
-
Het is een goedkopere steekproefmethode dan een enkelvoudige aselecte steekproef (waarbij je alle leden in kaart moet hebben gebracht).
-
Het is een effectieve manier om een steekproef te trekken als je onderzoekspopulatie geografisch verspreid is.
-
Het is een flexibele steekproefmethode, omdat je een vrije keuze hebt in de steekproefmethodes die je in de verschillende fases gebruikt.
Mogelijke nadelen van een multistage sampling zijn:
-
Je steekproef is soms minder representatief, omdat je sommige delen van de populatie helemaal niet meeneemt in de steekproef.
-
Je hebt een grotere steekproef nodig om na de verschillende fases genoeg steekproefleden over te houden.