De schrijfstijl van je scriptie verbeteren

8 onmisbare schrijftips!

De schrijfstijl is één van de aspecten waarop je scriptie wordt beoordeeld. Dat maakt het extra belangrijk om je scriptie nog eens goed na te lopen op de woorden en zinnen die je gebruikt. Wij helpen je om die taalcheck goed aan te pakken. Dit zijn 8 schrijftips waarmee jij de schrijfstijl van je scriptie verbetert.

1. Check op academisch taalgebruik

Voor je scriptie moet je academisch taalgebruik aanhouden als schrijfstijl. Dit houdt in dat je de tekst formeel en onpersoonlijk schrijft. Vermijd dus spreektaal (en dan specifiek deze verboden woorden). Let bijvoorbeeld extra goed op het volgende:

  • Laat tussenwerpsels uit spreektaal weg. Dat zijn woorden als “nou”, “eigenlijk” of “een beetje”.
  • Gebruik volzinnen, dus niet “Het stroomverbruik is afgenomen van X naar Y. Een flinke daling dus!”, maar wel “Het stroomverbruik is flink afgenomen, namelijk van X naar Y.”
  • Start een zin niet met “en” of “maar”. Dat zijn voegwoorden die je alleen in het midden van een zin kunt gebruiken.
  • Vermijd spreektaalwoorden, zoals “tv” (zeg liever “televisie”), ‘mailtje’ (schrijf liever “e-mail”) of ‘wc’ (zeg liever “toilet”).
  • Gebruik geen spreekwoorden of uitdrukkingen. Kies in plaats daarvan voor concrete bewoordingen.

2. Vermijd de woorden ‘ik’, ‘wij’ en ‘je’

De schrijfvorm van je scriptie moet onpersoonlijk zijn. Een belangrijke schrijftip voor je scriptie is dus dat je de scriptie niet vanuit jezelf (“ik” of “wij”) schrijft, maar het meer algemeen houdt.

Dus niet: “In dit hoofdstuk bespreek ik…”

Maar wel: “In dit hoofdstuk komt X aan bod.”

Overigens geldt wel een uitzondering op die regel. Je reflectie en voorwoord schrijf je juist wel vanuit jou persoonlijk. In die hoofdstukken is het woord “ik” dus wel gebruikelijk.

Daarnaast richt je je in de scriptie niet direct tot de lezer (behalve in het voorwoord). Gebruik woorden als “je”, “jij” en “jullie” niet in je scriptie.

Zeg bijvoorbeeld niet: “In de bijlage kun je de interviewtranscripten terugvinden.”

Maar wel: “De interviewtranscripten zijn te vinden in de bijlage.”

In een ander artikel kun je meer lezen over het gebruik van “ik”, “jij” en “wij” in je scriptie.

3. Schrijf getallen correct

Eén van de dingen die wij vaak zien misgaan, is het dilemma of je getallen wel of niet moet uitschrijven. In het Nederlands is de algemene regel als volgt: schrijf alle ronde getallen en getallen onder de twintig uit. Niet-ronde getallen boven de twintig schrijf je in cijfers.

Nu gelden daar wel een aantal belangrijke uitzonderingen op, zoals deze:

  • Als je in een alinea diverse exacte getallen noemt (bijvoorbeeld in het resultatenhoofdstuk), schrijf je getallen allemaal in cijfers.
  • Gaat het om exacte maten of symbolen, zoals bedragen of gewichtsmaten, dan noteer je het getal ook in cijfers.
  • Ook nummers van hoofdstukken, paragrafen, tabellen, etc. schrijf je altijd in cijfers (dus “hoofdstuk 1”, niet “hoofdstuk één”).
  • Percentages noteer je altijd in cijfers (dus “25%” niet “vijfentwintig procent”).

4. Voorkom omslachtige zinnen

Dat je je scriptie in formele taal moet schrijven, betekent niet dat je zinnen onnodig ingewikkeld moet maken. Omslachtige zinnen kun je beter vermijden in je scriptie. Dat komt de leesbaarheid ten goede.

Omslachtige zinnen voorkom je door te kijken hoe je een zin korter kunt maken, eventueel door een zin op te splitsen in meerdere zinnen.

Ter illustratie:

Zeg niet: “De enquête is ingevuld door 145 respondenten in de leeftijd van 45 tot 65 jaar, die zijn benaderd door de onderzoeker op een congres in Utrecht in de Jaarbeurs.”

Maar wel: De enquête is ingevuld door 145 respondenten in de leeftijd van 45 tot 65 jaar. Zij zijn benaderd op een congres in de Jaarbeurs in Utrecht.”

Daarnaast kan het helpen om passieve zinnen te vermijden. Ook die maken de tekst ingewikkelder dan nodig is. Passieve zinnen zijn zinnen met “worden” waarin je degene die de handeling uitvoert weglaat of naar de achtergrond verplaatst. Zo kun je op de volgende manier een passieve zin actief maken:

Niet: “In dit hoofdstuk wordt besproken welke aandachtspunten door de respondenten werden genoemd in de enquête.”

Wel: “Dit hoofdstuk gaat in op de aandachtspunten die respondenten noemden in de enquête.”

5. Gebruik de juiste leestekens bij opsommingen

Nog iets wat vaak misgaat bij scripties is het gebruik van leestekens bij opsommingen. In ons artikel over interpunctie kun je er meer over lezen. De belangrijkste basisregels voor interpunctie zijn als volgt:

  • Bestaat de opsomming uit losse woorden? Begin elk deel van de opsomming met een kleine letter en eindig met een puntkomma (en eindig bij het laatste woord in de opsomming met een punt).
  • Bestaat de opsomming uit volzinnen? Begin dan elk deel van de opsomming met een hoofdletter en eindig elke zin met een punt.

6. Wees zo helder mogelijk en vermijd vage taal

Voor de schrijfvorm van je scriptie is het belangrijk om duidelijk en concreet te zijn. Vermijd dus elke vorm van onduidelijkheid. Dat zit hem vaak in losse vage woorden zoals “een beetje” (hoeveel is “een beetje?”), “voorheen” (wanneer bedoel je precies?) of “verbeteren” (in welk opzicht?). Ga bij elke zin na of voor de lezer duidelijk is wat je hiermee bedoelt en of de zin niet voor meerdere interpretaties vatbaar is.

Zo is de zin “De studenten waren niet erg te spreken over de catering in het universiteitsrestaurant.” niet concreet.

  • Over welke aspecten van de catering zijn de studenten niet te spreken?
  • Wat betekent “niet te spreken”? Zijn ze zeer ontevreden of vinden ze gewoon dat er verbetering mogelijk is?
  • Over welke studenten heb je het (alle universiteitsstudenten of een bepaalde groep)?
  • Hoeveel studenten zeggen dit? Hebben alle studenten die mening of een percentage van de ondervraagde studenten?
  • Heb je het over de huidige catering of heb je de tevredenheid in het verleden gemeten?

7. Zorg voor heldere verwijzingen

In het volgende fragment is niet duidelijk naar wie “zij” verwijst:

“Er is onderzoek gedaan onder twee groepen studenten: psychologiestudenten en rechtenstudenten. Zij vulden een enquête in en gaven aan wat ze van hun studie vonden.”

Bedoel je met “zij” zowel de psychologie- als de rechtenstudenten of één van beide groepen?

Ook bij verwijzingen met “die”, “dit”, “dat” of “wat” is niet altijd duidelijk waarnaar je verwijst. Dat zie je in dit voorbeeld:

“Jongeren gebruiken hun mobiele telefoon de hele dag door en zitten daarbij op zeker tien verschillende apps. Dit is een zorgwekkende ontwikkeling.”

In dit voorbeeld kun je je afvragen of “dit” verwijst naar het gebruik van tien verschillende apps, of dat het erom gaat dat jongeren hun telefoon de hele dag door gebruiken.

Vermijd dat soort onduidelijkheid door bij verwijswoorden als “dit”, “dat” en “die” na te gaan in hoeverre duidelijk is waar jij het over hebt. Pas de zin waar nodig aan.

8. Lees je scriptie na (en nog eens, en nog eens)

Zelfs bij de beste schrijvers glippen er foutjes tussendoor. Een tikfout is zo gemaakt. Bovendien zijn zinnen niet altijd zo duidelijk als je denkt dat ze zijn, omdat het soms lastig is om je in te leven in de lezer als je zelf volledig in de materie zit. Daarom raden we je aan om je scriptie altijd na te lezen zodra je alle tekst hebt geschreven. Doe dat bij voorkeur een paar keer. Dan is de kans groter dat je fouten ontdekt.

Laat je scriptie nakijken

Nog beter: laat je scriptie nakijken door een taalexpert die er vanuit expertise naar kijkt. De editors van AthenaCheck staan graag voor je klaar. Zij kijken naar de schrijfvorm van je scriptie, controleren op academisch taalgebruik en filteren taal- en spelfouten of vage bewoordingen er voor je uit. Zo kun je jouw scriptie met een gerust hart inleveren.