Bijlagen in APA-stijl

Wat zijn precies de richtlijnen?

Aan een scriptie of paper voeg je soms bijlagen toe. Daarin staat extra informatie die je vanwege de beperkte ruimte niet in de hoofdtekst wilt noemen. Denk aan transcripten, enquêtes, diverse figuren of een lijst met afkortingen. Dankzij de bijlagen houd je de tekst prettig leesbaar en kort maar krachtig. Er gelden een aantal richtlijnen voor hoe je bijlagen in APA-stijl opmaakt. Lees er hieronder alles over.

Hoe zit het met de richtlijnen voor bijlagen in APA-stijl?

De APA-stijl staat met name bekend als een stijl voor bronvermelding. De meeste opleidingen gebruiken deze stijl om bronnen te vermelden. De APA-stijl heeft daarnaast richtlijnen voor de opmaak van een scriptie, essay of paper. Niet elke onderwijsinstelling hanteert die opmaakrichtlijnen. Informeer dus altijd bij je begeleider of jij de APA-opmaak moet hanteren of dat dit niet de bedoeling is. 

Houd jij inderdaad de APA-stijl aan voor de opmaak van je document? Volg dan de volgende richtlijnen voor de opmaak van bijlagen in APA-stijl. We hebben ook een algemeen artikel over bijlagen in je scriptie met meer informatie.

Laat automatisch je bronnen genereren

Maak je je literatuurlijst op in APA-stijl? Maak dan gebruik van onze APA-generator. Daar hoef je alleen maar enkele gegevens in te vullen over je bron. Daarna geeft de generator je automatisch de juiste APA-bronvermelding voor die bron.


 

Hoe maak je de bijlagen correct op in APA-stijl?

De opmaak van bijlagen in APA-stijl ziet er als volgt uit:

  • Plaats de bijlagen op een aparte pagina na de literatuurlijst.

  • Begin elke bijlage op een nieuwe pagina.

  • Zet bovenaan de pagina de titel ‘Bijlage’, gecentreerd en vetgedrukt. 

  • Vermeld daaronder de titel die het type bijlage beschrijft (zoals ‘Interviewtranscripten’). Maak ook die titel dikgedrukt op en zet deze in het midden van de pagina.

  • Lijn de tekst links uit.

  • Gebruik dubbele regelafstand.

  • Zet op elke pagina een paginanummer in de rechterbovenhoek.

Verwijzen naar bijlagen in de lopende tekst

Neem in de hoofdtekst altijd verwijzingen op naar de bijlagen. Zorg ervoor dat je naar elke bijlage minstens één keer verwijst. Heb je meerdere bijlagen? Zet er dan het nummer van de bijlage bij. Je noemt de bijlagen volgens de APA-opmaak ‘Bijlage A’, ‘Bijlage B’, etc. 

Orden de bijlagen in de volgorde waarin je ze noemt in de hoofdtekst. Verwijs je bijvoorbeeld eerst naar de gebruikte enquêtes en later naar interviewtranscripten? Dan noem je de bijlage met de enquêtes Bijlage A en de bijlage met de transcripten Bijlage B.

Wat doe je met tabellen en figuren in de bijlagen?

Soms bestaat je bijlage (deels) uit tabellen of figuren. Houd in dat geval de APA-opmaak aan voor tabellen en figuren in de lopende tekst

Verder is het belangrijk om alle tabellen en figuren in de naam de letter van de bijlage te geven. Elke tabel en ieder figuur krijgt een eigen nummer, afhankelijk van de plek waarop ze worden genoemd. Voor dat nummer zet je de letter van de bijlage. Je krijgt dan bijvoorbeeld ‘Figuur A1’ en ‘Figuur A2’ of ‘Tabel C1’ en ‘Tabel C2’. De nummering begint opnieuw bij de start van een nieuwe bijlage.

Andere artikelen over de APA-opmaak

De APA-stijl heeft ook opmaakrichtlijnen voor andere delen van je scriptie of paper. Wil je weten welke richtlijnen voor andere pagina’s of onderdelen gelden? Lees dan ook onze artikelen over deze onderwerpen: